André van Duin wordt in februari 75. Hij heeft een bewogen jaar achter de rug, met ziekte en succes. En een indrukwekkende speech tijdens de Dodenherdenking op de Dam. ‘Het ging niet slecht', blikt hij terug in dit bijzondere interview.
In zijn indrukwekkende grachtenpand in Amsterdam geniet André van Duin van een espresso. In het vertrek staat een echte café-bar, aan de muren hangen foto’s en relikwieën uit zijn succesvolle leven. Hij heeft een weekje rust, zegt hij. “Volgende week moet ik weer het bootje op.” Hij doelt op opnamen voor Denkend aan Holland. Al die programma’s, hij doet er tegenwoordig zo veel. Wie had een aantal jaren geleden verwacht dat hij ook succesvol zou worden als presentator en daarvoor zelfs een prijs zou winnen? Hij niet.
U heeft een bewogen jaar achter de rug. Het begon in het ziekenhuis omdat er darmkanker bij u was ontdekt en eindigde met een Televizier-Ster. Hoe kijkt u terug op 2021?
“Met die ziekte is het goed afgelopen. Ik schrok niet heel erg van het bericht. Vorig jaar overleed mijn partner Martin aan botkanker, dus ik kende het traject en het ziekenhuis. Martin had vanaf het begin uitzaaiingen, in mijn geval was er een poliep in de darmen geconstateerd, die ze operatief konden verwijderen. Na drie dagen was ik weer op de been.”
En wat betekent de Televizier-Ster voor u?
“Ach, een publieksprijs is altijd leuk. Ik ben er trots op. Maar Chantal Janzen heeft er al zes.”
Iedereen was ook vol lof over uw speech tijdens de Dodenherdenking op de Dam. Was dat uw spannendste tv-optreden ooit?
“Ik was best nerveus. Het was zo anders dan ik gewend was. Het zou koud en regenachtig worden, dus ik had een elektrisch verwarmd vestje aan. Ik had mijn papiertjes geplastificeerd, anders zouden bij een bui mijn lettertjes weglopen. Dat kon natuurlijk niet in een live-uitzending met tien miljoen kijkers. Ik heb Gerdi Verbeet van het Nationaal Comité 4 en 5 mei nog gevraagd of het niet op een andere dag kon. Maar nee, haha.
Toen ze me vroeg was ik uiteraard vereerd. Meteen kwamen er reacties als: ‘Nu kunnen we daar ook wel Pipo de Clown neerzetten.’ Maar mensen stuurden me ook boeken over de oorlog, met suggesties waarover het zou moeten gaan. Iemand wilde me zelfs meenemen naar Auschwitz. Iedereen leek er drukker mee bezig dan ikzelf. Een maand vóór 4 mei ging ik pas nadenken over wat ik zou zeggen. Ik wilde iets vertellen over mijn vader, die als dwangarbeider in Duitsland zat en daarover nooit sprak. Over het homomonument, over vrijheid. Het sloot mooi op elkaar aan. Na de minuut stilte om 20.00 uur moest het gebeuren. Rustig praten, serieus kijken. Het ging niet slecht.”
Dat is een understatement.
“Na afloop zette ik mijn telefoon weer aan en die ontplofte. Zo veel reacties! Premier Rutte had meteen geappt, ook burgemeester Halsema. De kranten waren lovend, op televisie werd de speech woord voor woord geanalyseerd. ‘Hij zei dat, maar bedoelde dat’, dat soort praat. Alsof ik maandenlang elk woord had gewogen, haha. Nee, dus. De homogemeenschap droeg me op een schild rond, dat vond ik wel mooi.”
Met de speech werd u hun voortrekker, terwijl u die rol juist altijd had afgehouden.
“Maar ik ben mijn hele leven al een voortrekker! Gewoon door het leven te leiden zoals ik doe. Ik heb nooit een geheim gemaakt van mijn homoseksualiteit. Ik ben 24 uur per dag homo, ik kan dat niet uitzetten. Met mijn partners verscheen ik altijd in het openbaar. Maar ik hoef niet zo nodig op een boot te hossen tijdens Gay Pride. Dit was een mooie gelegenheid om het homomonument onder de aandacht te brengen, omdat het voor mij het ultieme teken van de vrijheid is waarin we in Nederland leven.”
Het vloeide voort uit de ‘serieuze André van Duin’ die Nederland de afgelopen jaren leerde kennen. Was die carrièreswitch een weloverwogen besluit?
“Ik wilde geen trieste oude clown worden die een beetje grappig probeert te blijven en over wie mensen zouden zeggen: ‘Vroeger was hij wel leuk.’ Toen kwam Omroep MAX met het idee om mij tijdelijk Martine Bijl te laten vervangen in Heel Holland Bakt. Van het een kwam het ander en het werd allemaal een succes. En ik hoefde er weinig voor te doen, behalve mezelf te zijn. Dat beviel me veel beter dan wat ik ooit had gedaan.”
Legde het veel druk op u om altijd mensen aan het lachen te moeten maken?
“Het is vooral veel werk. Je moet alles schrijven, repeteren. Die druk is er niet meer. Mensen vinden het gewoon leuk dat je er bent. Dat is het krediet dat ik de afgelopen vijftig jaar als komiek heb opgebouwd. Ik heb toen gezaaid en ben nu aan het oogsten. Door actief te zijn blijf ik jong en tel ik nog mee. Dat is fijn.”
Waar kwam die drang om mensen aan het lachen te maken vandaan?
“Geen idee. Er zaten geen komieken in mijn familie, maar ik wist al jong dat ik conferencier wilde worden. Ik werd altijd gevraagd voor sketches op school. Terwijl andere kinderen op straat knikkerden, zat ik aan de radio gekluisterd voor Koek en ei en De showboat met Tom Manders. Die deed ik dan na. Op de jaarlijkse feestavond van mijn vaders werk in de Rotterdamse Rivièrahallen traden de coryfeeën van die tijd op, zoals Johnny Kraaijkamp. Dat wilde ik ook. Nadat ik de talentenjacht Nieuwe oogst won, is het een beetje uit de hand gelopen. Ik had dagelijks meerdere schnabbels.”
Uw ouders zullen trots op u zijn geweest. Hebben ze nog veel meekregen van uw netwerk en het succes?
“Deels. Mijn vader is 67 geworden, mijn moeder 73. Ik heb haar karakter: doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg. Ze vond het heel normaal wat er gebeurde. ‘Natuurlijk is die jongen grappig, dat weet ik al lang.’ Mijn vader genoot meer, die had altijd foto’s van mij bij zich en zei tegen iedereen: ‘Dit is mijn zoon!’ Het zou wel leuk zijn geweest als ze me nu zouden zien: ‘Onze André op 4 mei op de Dam’. Ze zouden niet weten wat ze meemaakten. ‘Dat hij dat allemaal heeft bereikt!’”