John Reid volgde in 2016 Frank Visser op als Rijdende rechter. Na twee jaar maakt hij de balans op. „Ik was er niet op voorbereid dat mensen er iets van zouden vinden als ik aan een prei rook in de supermarkt.”
Tekst: Bram de Graaf
Ruim een kwartier te laat arriveert John Reid (50) in een café in zijn woonplaats Haarlem. “Sorry, ik was onze afspraak vergeten,” bekent hij lachend. “Ik lag lekker op de bank. Gisteren hadden we opnames voor het nieuwe seizoen van De rijdende rechter. We moesten helemaal naar Eibergen, dichter bij Duitsland bestaat niet. Vanochtend dacht ik: fijn, zaterdag. Eindelijk rust. Maar nee, dan moet je weer een interview doen, haha.”
De prijs van de roem. Bent u er inmiddels aan gewend?
“Ik was er niet op voorbereid dat mensen er iets van zouden vinden als ik aan een prei rook in de supermarkt. Maar ik leer ermee omgaan. Laatst zei iemand in een winkel: ‘U bent toch de Rijdende rechter?’ Voor het eerst werd er niet gezegd ‘nieuwe Rijdende rechter’. Vond ik echt leuk. Ik dacht: ja, ik ben nu dé Rijdende rechter!”
Uw leven was al bruisend. Zo maakt u ook de strip Fokke & Sukke. Wat miste eraan waardoor u solliciteerde?
“Ik keek al jaren naar het programma en gekscherend heb ik eens tegen mijn vrienden gezegd: ‘Als hij ooit stopt, neem ik het over.’ En toen werd ik gebeld door de redactie of ik eens wilde praten over een eventuele vervanging. Het begon als een geintje, maar opeens was ik het. Het past ook bij me. Ik houd ervan om op een podium te staan: toneelspelen, speechen, lesgeven… Ik vind het niet eng om gezien te worden, dat helpt.”
Was het geen lastige opgave om mr. Visser te doen vergeten?
“Natuurlijk. Hij deed het al twintig jaar. Aanvankelijk was het een klein programma, maar tien jaar geleden schoten de kijkcijfers opeens van 200.000 naar een miljoen. Het programma verwierf een cultstatus. Dat was zijn verdienste. De kijkcijfers zijn gebleven, dus ik doe het gelukkig niet sléchter dan Frank, denk ik.”
Wat maakt u een andere Rijdende rechter?
“Ik heb ‘pretogen’ schijnt, ik heb er duidelijk plezier in. Bij de sollicitatie vroegen ze om een rechter met humor. Ik veronderstelde dan ook dat ze me wilden vanwege Fokke & Sukke, maar daarmee hadden ze me niet eens in verband gebracht. Het was ook wel een vervelende vraag, want het legde nogal druk op me. Ik wil absoluut geen grappen maken of mensen uitlachen. Maar ik denk dat ze bedoelden: een niet té serieus iemand.”
Nemen uw collega’s in Alkmaar u nu minder serieus?
“Gelukkig werk ik al heel lang daar en weten zij wat ik kan. Ik heb jaren de nieuwe rechters in Noord-Holland opgeleid in het schrijven van een civiel vonnis. Dat hebben ze me niet gevraagd met de gedachte: laten we hem nemen, want dat wordt lachen. Dat doen ze omdat ze vinden dat ik goede vonnissen schrijf. Ik wist dus al dat ik serieus genomen werd. En dat hielp om de stap te nemen. Toen Frank begon was dat anders: hij werd in het begin met de nek aangekeken in het circuit. Dat vond ik lullig. Maar op den duur zag men in dat hij ons werk op een zinvolle manier onder de aandacht bracht en kreeg hij de waardering die hij verdiende. De Raad voor de Rechtspraak stuurde niet voor niets het sollicitatieformulier voor De rijdende rechter naar alle rechters. Frank heeft het pad voor mij geëffend.”
Reageren de klanten in de rechtbank nu anders op u?
“Dat is wel veranderd. Ze komen binnen en floepen eruit: ‘Hé, een bekende kop!’ Of zeggen aan het eind, als ze mijn vragenvuur hebben overleefd: ‘U bent het toch?’”
Werd er bij u thuis vroeger veel gelachen?
“Er werd in ieder geval veel naar cabaret geluisterd. Ik kom uit een Engelstalig nest en er was veel Monty Python en Fawlty Towers. Ik was van de Britse humor: talig en ironisch, en vol understatements en dubbelzinnigheid. Maar ik hield ook van Neerlands Hoop met Bram en Freek en Koot en Bie. Op school zat ik in een groepje met ontzettend veel humor, klasgenoot Thomas van Luyn is nog altijd een van mijn beste vrienden. Ik genoot ontzettend van de energie in de conversatie en het ad rem zijn.”
Waarom kiest iemand die zoveel van humor houdt voor een rechtenstudie?
“Eerlijk? Omdat mijn moeder zei dat het een goed idee was en ik niets anders kon bedenken. Dat ik bij het corps ging was op advies van mijn broer, die prominent corpslid was in Utrecht: ‘Is goed voor je.’ Mijn moeder vond het verschrikkelijk, het paste ook niet bij ons gezin. Maar ik dacht: grappig. Het was een vreemde omgeving, waar veel niet aan deugde. Maar ook veel wél. Met een paar leuke mensen heb ik er heerlijk toneel gespeeld.”
En de studie ging u goed af?
“Toen ik solliciteerde naar de rechtersopleiding bekeek de president van de rechtbank mijn cv en zei: ‘Man, wat doe je hier? Waar is je ambitie? Met zulke cijfers kun je als advocaat op de Zuidas tien keer zoveel verdienen! Ik begrijp u niet.’ Ik antwoordde: ‘U lieert ambitie aan inkomen. Mijn ambitie is een goede rechter zijn.’ Geld vond ik niet belangrijk. Ik was geïnspireerd geraakt voor het rechtersvak door rechtsfilosofie. Ik vond het zo bijzonder dat de samenleving iemand benoemt die bepaalt wat rechtens is; waar alle theorievorming bij elkaar komt en die persoon het dan mag zeggen. Ik wilde die verantwoordelijkheid op me nemen. Ik geniet daar nog elke dag van.”
Omdat het in dat vak ook om taal draait?
“Precies! Taal is de rode draad in mijn leven: cabaret, Fokke & Sukke, rechtspraak. Mijn vader was docent literatuur, mijn moeder vertaler, mijn vrouw schrijft kinderboeken.”
En daarom hebben de cavia’s bij u thuis namen als ‘Monstertruck’ en ‘Aardappelzakje’?
“Allemaal taal! Mijn dochter Roos heeft de gave om fantastische namen voor huisdieren te verzinnen. En dan besef je meteen: natuurlijk heet die zo.”
U wordt in februari vijftig. Heeft u nog grote ambities?
“Ik ben klaar, haha. Nee, ik ben de school toegedaan dat het leven zich aandient. Mijn succes is me komen aanwaaien. Dat geef ik ook mijn dochters mee. Nina wilde graag kunstgeschiedenis studeren. Ze weet dat ze daar geen dikbelegde boterham mee gaat verdienen, maar ik heb gezegd: ‘Doe wat je leuk vindt. Als jij een leuk iemand bent om mee te zijn, lost het leven dat wel voor je op.’ Want het leven is meestal best vriendelijk voor mensen.”
Wilt u trouwens een rookpauze? Uw bijnaam is immers de Rokende rechter.
“Haha. Dat stond boven een artikel in Weekend, nog geen week nadat ik begon als de Rijdende rechter. Maar ik ben gestopt! Dat heeft te maken met de dood van Eberhard van der Laan; toen ik nog advocaat was, lagen onze kamers naast elkaar. Na zijn begrafenis, dacht ik: ik stop. Vooralsnog lukt het goed. Al snakte ik gisteren toen ik eenmaal thuis was na die enorm lange opnamedag wel naar een sigaret.”
U heeft nu wel een nieuwe bijnaam nodig…
“Da’s waar. Wat denk je van de Vrolijke rechter?”
De Rijdende Rechter | dinsdag | KRO-NCRV | NPO 1 | 22.20