'Everybody loves Sven.' Zelfs zijn tegenstanders. Ik denk dat de meeste schaatsers vereerd zijn als ze van Sven mogen verliezen. Dat ze thuis met trots vertellen dat Sven in de derde buitenbocht zelfs een keertje moest aanzetten om voor te kunnen kruisen.
Het is volstrekt ondenkbaar dat Sven niet met twee gouden medailles naar huis gaat deze Spelen.
Dat hij de wereldrecords op de 5 en 10 km gaat vermorzelen, is een formaliteit. Als ik naar Sven zit te kijken, gaat het me allang niet meer om de spanning of hij wel gaat winnen of dat het wereldrecord eraan gaat.
Nee, het gaat er alleen maar om hóe hij dat doet. Met welke overmacht.
Ik vind het namelijk alleen nog leuk als het hem geen enkele moeite kost. Bij de EK won Sven de 5 km van Fabris, maar wat mij teleurstelde, was de wijze waarop.
Sven begon na een rondje of 12 te hijgen. Zijn natuurlijke blos leek groter en roder te zijn en er zat een donkere streep zweet op zijn rug. Zijn bovenlichaam zwenkte een graad of 3 meer dan normaal naar de buitenkant. Ik vond het ontluisterend.
Sven moest moeite doen om Fabris op 2,66 seconden te zetten!
Sven, de levende legende, bleek ineens een zwoegend mens te zijn. Een Sven hoort niet te zweten. Een racende Sven kijkt ontspannen om zich heen, knipogend naar de tribunes, halverwege de rit even zijn vriendin bellend hoe laat hij thuiskomt, om daarna terloops de finishlijn te passeren en een ererondje van 29,4 erachteraan te plakken.
Een Sven in vorm hoort zijn tegenstanders een beetje te plagen, ze even bij zich te laten komen om ze bij de kruising een beetje uit de wind te rijden, zodat ze wat langer bij kunnen blijven. Gewoon voor de gezelligheid. Een Sven úit vorm hoort nog zijn tegenstanders de laatste kilometers op sleeptouw te nemen, nadat hij ze een rondje of twee gelapt heeft, om ze bij de kruising voor zich uit te duwen en hand in hand de finish over te gaan, terwijl hij dan uit solidariteit met die tegenstander nog die extra rondjes meerijdt. Gewoon voor de lol.
Ik wil dat Sven straks in Vancouver aan de start verschijnt op Friesche doorlopers, in een bontjas, en een Unox-muts op.
En dat hij de slotronde achteruitschaatst, terwijl hij foto’s neemt van zijn tegenstander. Gewoon om te laten zien dat hij dat kan. Ik wil bij de huldiging die zes Friesche stamboekpaarden ín de arrenslee zien zitten, terwijl Sven de arrenslee ontspannen schaatsend met één hand voortduwt met in zijn andere hand een trompetje waarmee hij het Wilhelmus speelt.
Anders is het bij Bob de Jong.
Die wil ik zien sterven, terwijl hij op een half afgebroken klapschaats met bebloed hoofd de finish over kotst en hij totaal kapot op zijn rug liggend doorglijdt, zijn eindtijd checkt en huilend begint te juichen; hij is binnen de minuut achter Sven geëindigd!
Verliezen van Sven is namelijk geen verliezen.
Dat is overmacht.
Joep van Deudekom