Tekst: Bea Kastrop
Na Krabbé zoekt Van Gogh en Krabbé zoekt Picasso reist Jeroen Krabbé voor serie nummer drie naar Peru, Kopenhagen, Parijs, Bretagne, Martinique, Tahiti en Hiva Oa. In Krabbé zoekt Gauguin volgt hij het spoor van het gecompliceerde en getormenteerde schildergenie Paul Gauguin. “Ik vond hem heel moeilijk”, vertelt Jeroen Krabbé. “Omdat Gauguin van hot naar her gaat, met iedereen ruziemaakt, dán heeft-ie een nieuwe vrouw, dán wordt hij weer in elkaar geschopt… Je hebt geen idee!”
Waarom is Gauguin de logische opvolger van Van Gogh en Picasso?
“Je moet iemand hebben op hetzelfde niveau, bij de top van de schilders uit de 19e en 20e eeuw. En het mag geen saaie figuur zijn. Het levensverhaal van Gauguin is uitzonderlijk. Iemand die de hele wereld rondreisde, schatrijk was maar telkens weer in armoede verzonk, die vrouw en kinderen achterliet, zes weken met Van Gogh in een piepklein huisje zat… het is honderd procent drama. En ik wilde naar Tahiti natuurlijk, haha! Nee, het leek mij vooral leuk om die zes weken in Arles nu eens van een andere kant te bekijken dan vanuit die zielige Van Gogh.”
Hoe anders was dat?
“Totaal anders. Gauguin wílde helemaal niet naar Arles. Voor Gauguin was het enige aantrekkelijke aan Vincent van Gogh dat diens broer Theo in de kunsthandel zat. Gauguin had al een heel leven achter de rug, had gevaren, had vrouw en kinderen, en exposeerde op de Parijse Salon. Hij was in Pont-Aven een eigen school begonnen met allemaal schilders om zich heen. Gauguin was een stijgende naam in de kunstwereld en Van Gogh was nog een broekie, vijf jaar jonger en behoorlijk labiel. Toen Gauguin weer eens in de schulden zat, stelde Theo voor om naar Vincent in Arles te gaan. In ruil daarvoor betaalde Theo de schulden af en kreeg Gauguin een maandelijkse toelage van 150 franc. Hij ging al met tegenzin naar Arles.”
Het begin van zes verschrikkelijke weken.
“Die periode heeft Gauguin achtervolgd tot zijn laatste snik. Twee genieën in een kamertje die een totaal verschillende kijk hebben op schilderen en voortdurend ruziemaken. Na zes weken schrijft Theo dat hij een aantal van Gauguins schilderijen heeft verkocht. Gauguin heeft weer geld en wil weg. Dan slaat Van Gogh helemaal door en snijdt zijn oor af. Gauguin vertrekt naar Parijs. Het verhaal dat hij zijn vriend gek maakte en daarna liet zitten wordt hem zijn hele leven nagedragen. Als Vincent later zelfmoord pleegt gaat Gauguin ook niet naar de begrafenis. Een rotstreek, maar Gauguin is dan ook een hoogst onaangenaam mens. Hij vertrekt naar Tahiti, zo ver mogelijk weg. Wat ik zo mooi vind is dat die periode in Arles die mannen op scherp zette en dat ze het ene meesterwerk na het andere maakten. Allebei! Ik vind die zes weken in dat kleine gele huisje een van de belangrijkste periodes uit de kunstgeschiedenis.”
Wat maakte Gauguin zo’n onaangenaam mens?
“Hij was zo egocentrisch dat hij niet eens wist dat hij egocentrisch was. Alles voor zichzelf en voor de kunst. Dat is niet vreemd bij dat soort genieën, maar Gauguin kreeg echt met iedereen ruzie. Hij hoorde niet in de westerse maatschappij. Hij was een wilde. Geboren in Parijs en de eerste zes jaar van zijn leven opgegroeid in Lima in Peru. Alles van dat land sloeg bij hem aan. De geheimzinnigheid, de kleuren, de geuren… Op zijn zevende kwam hij terug in Frankrijk en werd naar een seminarie gestuurd. Elke ochtend om vijf uur op de knietjes. Voor een jongen die helemaal niet tegen gezag kon! Hij liep diverse keren weg en op z’n zeventiende ging hij varen. Dat zoeken naar vrijheid en dat telkens uitbreken heeft zijn verdere leven gedomineerd. Hij belazerde de boel ook. Echt heel erg.”
Heb je nieuwe dingen over Gauguins schilderen geleerd?
“Wat ik me hiervoor nooit realiseerde is dat Gauguin begint met impressionistisch schilderen, maar dan zegt: dat is oninteressant. Je moet laten zien wat je erbij vóelt. Je kunt ook de emótie van kleur gebruiken. Gauguin zei: ‘Als ik mijn ogen dichtdoe, kan ik zien.’ Hij putte uit die innerlijke wereld. Als ik mijn ogen dichtdoe, kan ik zien. Dat is mooi hè?”
Zijn er overeenkomsten tussen jou en Gauguin?
“Nee. Helemaal niks. A: voordat hij professioneel schilder werd was Gauguin een succesvol beurshandelaar. Ik begrijp niets van cijfers. En B: ik ben heel verantwoordelijk, oververantwoordelijk zelfs voor de dingen die ik aanga. Dan heb ik het niet alleen over het huwelijk en de kinderen, maar over alles. Ik heb niets van Gauguin. Ik realiseer me nu ineens dat ik met Van Gogh, Picasso en Gauguin waarschijnlijk mensen kies die eigenschappen hebben die ik ook wel zou willen hebben.”
Welke eigenschap van Gauguin zou je willen hebben?
“Misschien wat minder verantwoordelijk zijn dan ik ben. Maar ik zou het niet kunnen. Ik ben een sentimentele hond, dus ik kan ook nooit lang weggaan.”
Zou minder verantwoordelijkheid meer vrijheid geven?
“Ik voel een ongekende vrijheid wanneer ik in mijn atelier ben. Soms zit ik een hele ochtend op een stoel naar een leeg doek te kijken. Daar heb ik een vrijheid die ik nog nooit heb gevoeld bij theatervoorstellingen of bij film.”
En dan nu de hamvraag: over wie gaat de volgende serie?
“Laat ik dát nou toch niet vertellen! Ik heb Avrotros gezegd wie het zou kunnen zijn en ze waren enthousiast. Maar ik heb even tijd gevraagd om mijn hoofd leeg te maken. Meteen na Picasso begon ik met Gauguin en toen merkte ik dat er nog te veel Picasso in mijn kop zat.”
Dus eerst een poosje schilderen?
“Ik ga weer een film doen. Ik speel iemand met alzheimer in een nieuwe Nederlandse film. Maar eerst echt even Gauguin uit mijn hoofd.”
Hoe krijg je het eigenlijk voor elkaar om op je 73e nog zo energiek te zijn en er zo goed uit te zien?
“Moet je me eens zien als ik net uit bed kom, haha! Nee, ik doe er niets voor. Ik ben positief ingesteld en doe alleen dingen die ik heel erg leuk vind. Wie had gedacht dat ik mijn beide vakken door elkaar heen zo goed zou kunnen gebruiken! Het presenteren, weten wat de camera doet, én het schilderen. Ik zeg weleens: geef me een schilder en ik ben gelukkig.”