Tekst: Ella Weisbrod
Zingen is voor haar nooit moeilijk geweest. Simone Kleinsma kreeg het van huis uit mee: een warm, Amsterdams gezin waarvan de ouders op een operetteclub zaten. Er werd naar muziek geluisterd, gezongen, gespeeld. Zingen is haar taal geworden. Het betekent samenzijn, geborgenheid, het is het huis waarin ze woont.
Zingen doet ze ook in het programma Klassiekers met Kleinsma, hoewel ze ruim baan geeft aan haar gasten. Met André van Duin, Jörgen Raymann, Brigitte Kaandorp, Jenny Arean, Stef Bos en Paul de Leeuw duikt ze in zes afleveringen kleinkunstnummers op uit de schatkist die Nederland rijk is. Als trotse parelvissers tonen ze liedjes die tot Nederlands erfgoed behoren en nooit mogen worden vergeten.
Wanneer is een lied klassiek?
“Als iedereen het kent, denk ik, zodra ze de intro horen. Het hoeft niet per se oud te zijn, maar het is een feit dat je bij de eerste maten het klassieke lied al vaak herkent en dat je het na jaren nog kan meeneuriën. Maar waarom wordt het ene lied een blijvertje en het andere niet? Het belangrijkste is dat een lied mensen raakt en blijft raken, dat het niet uit de tijd valt. In ons programma staat de smaak van de gasten voorop en die is bij iedereen anders.
Wij vroegen hen een lijstje te maken met nummers die iets voor hen betekend hebben. Waardoor ze het vak zijn ingegaan, bijvoorbeeld, waardoor ze geïnspireerd werden, of die de loop van hun carrière hebben bepaald. Een beetje de jukebox van hun leven. Daarmee hebben we elke aflevering samengesteld. Zo kregen we een breed scala aan muziek. Het was ontzettend leuk om te doen, om met vakgenoten over het vak te praten, de anekdotes, de bezieling te horen. We wilden een beetje de sfeer van keukentafelgesprekken creëren. En dat is gelukt. Ik zie mezelf niet als presentatrice, maar meer als de gastvrouw. In dienst van de gast. Voor mij een ander métier, want dit heb ik niet eerder gedaan.”
Tot hoever gaan jullie terug in de tijd?
“Jules de Corte hoort er zeker bij. En vooral ook Toon Hermans. Hij komt vaak ter sprake, want hij heeft zoveel betekend voor zoveel mensen. Brigitte Kaandorp kwam met nummers uit Het klokhuis, daarvoor zijn veel mooie liedjes geschreven. Jörgen Raymann droeg Surinaamse liedjes aan en André van Duin wilde graag werk van Tom Manders laten horen. Er zijn natuurlijk ook vertaalde nummers bij. Stef Bos bijvoorbeeld koos voor ‘Cirkels’, dat bewerkt en gezongen is door Herman van Veen. En zelfs een gedicht: ‘Weet je nog’ van Hans Lodeizen, ook door Herman prachtig op muziek gezet: ‘Weet je nog? Toen de wind de bomen / tergde en hen de mantels van het lichaam trok.’
Een gedicht heeft een wat andere sfeer dan een liedtekst. Het verschilt in rijm en ritme, is dromeriger. Het bijzondere aan dit programma is ook, dat het een oud idee is van Guus (Guus Verstraete, haar overleden echtgenoot, red). Ooit zag hij een programma op de Franse televisie waarin mensen heel enthousiast over hun muziek praatten. Het was ook mooi vormgegeven en het sprak hem als televisiemaker enorm aan. Maar hij kon het idee toen niet kwijt bij de omroepen. Nu was kennelijk de tijd rijp. Daar ben ik zo blij om.”
Hoe komt het dat jij als topzangeres nooit op het Songfestival hebt gestaan?
Ze lacht hartelijk. “Ik ben blij dat ik daar nooit voor gevraagd ben! Want dat kan ik niet aan. Vroeger had je een songfestival in Knokke en in 1982 stuurde de Vara mij daarheen. Je werkte een hele week naar de finale toe. ’s Morgens zat ik trillend m’n eitje op te eten. Dit moet ik nooit meer doen, dacht ik toen; vreselijk, dat wedstrijdelement en die verantwoordelijkheid. Het hangt zo van het moment af. Nee, blij dat ik er niet heen hoef. Het is zo anders dan in een musical staan. Dát is mijn vak. Ook eng, hoor, die try-outs en de première, maar je werkt er samen aan en daarna zit het in je lijf.”
Is het te benoemen, de magie van dat vak?
“We vertellen een avondvullend verhaal. Je kruipt in het karakter van een ander en wordt omringd door muziek en dans. Je staat met elkaar op dat grote toneel en dan gebeurt er iets. Dat magische… Nee, dat is niet te verklaren. Het is zo heel anders dan het zingen van een lied. Ik vergelijk dat altijd met het maken van een schilderijtje. Het heeft een kleine spanningsboog, maar net zo waardevol. Als het lukt, zijn er altijd wel mensen die zich erin herkennen, die het óók een mooi schilderijtje vinden.”
In het radioprogramma Kunststof schreef je op het tegeltje: ‘Ik wil wonen in de tonen van een lied’.
“Dat is een citaat uit een beeldschoon liedje dat ooit voor mij geschreven werd door André Breedland. Het zegt hoe belangrijk muziek voor mij is. Muziek is emotie. Het betekent een onderkomen, veiligheid, troost. Je kunt er schuilen.”
Je werkt nu aan een soloprogramma: Verder. Ook daarmee wil je troost en hoop geven.
“Ik vond het mooi om een soloprogramma te maken over de fase waarin ik nu zit. Het is vier jaar geleden dat Guus stierf. Daar kun je een zwaar programma over maken, maar zo sta ik niet in het leven. Ik zoek altijd naar een lichte toon en probeer vrolijk te blijven. Elke periode is weer anders en ik doe nu heel veel op intuïtie.
Vroeger overlegden Guus en ik alles samen. We namen samen de beslissingen. Nu sta je alleen voor keuzes. Daar kun je mooie nummers over laten schrijven. Zelf kan ik dat niet, want ik kom niet verder dan sinterklaasrijm. En ik zoek juist teksten die anderen herkennen, troost en hoop bieden. Al is er maar één persoon die denkt: dit liedje gaat over mij. Nee, rouw is niet te delen. Verdriet wel. Maar dat echte, diepe gevoel is solo. Dat kan ik niet uitleggen. Ik zing er liever over, dan dat ik erover praat.”
Dan moet het afgelopen jaar voor jou extra zwaar zijn geweest: niet optreden. Maar heeft het je ook iets gebracht?
“Voornamelijk onzekerheid. Ik vond en vind het ingewikkeld. Ik mis het ritme van spelen, ik mis de contacten met collega’s. We hadden zo hard gewerkt aan onze musical Dolly. Over klassiekers gesproken! We speelden de première en één voorstelling en toen viel letterlijk en figuurlijk het doek. We waren met z’n allen in de rouw. Nu lijkt het alsof we het gedroomd hebben. Ik vind het moeilijk om niet in matheid te verzanden. Sommige theatermensen zijn heel ander werk gaan doen. Ik niet. Ik heb geen enkel verlangen naar ander werk. Laat mij nou maar even sudderen en dan kom ik straks driedubbel terug. Het is voor mij altijd het theater geweest. Dat is het huis waarin ik wil wonen.”
Klassiekers met Kleinsma | zondag | NPO 1 | 21.30 uur