In het nieuwe RTL 5-programma Levenslang Met Dwang volgen 7 mensen therapie om van hun dwangstoornis af te komen. Professor Else de Haan vertelt hoe dat gaat.
Hoe kan een dwangstoornis ontstaan?
„We weten dat erfelijke aanleg een rol speelt en dat een stoornis vaak door iets wordt ‘getriggerd’. Als kinderen op school les krijgen over bacteriën, is het normaal dat ze een paar dagen lang hun handen goed wassen. Maar soms houdt het niet op. Dan blijft een kind veelvuldig zijn handen wassen en continu nadenken over bacteriën die overal zitten. Ook nieuwe verantwoordelijkheden, zoals werk of het krijgen van een kind, kunnen een stoornis oproepen.”
Belangrijker: hoe kom je er vanaf?
„Een speciale vorm van gedragstherapie blijkt het best te helpen. Iemand met een dwangstoornis voert allerlei rituelen uit om rampen te voorkomen. Oefeningen en opdrachten moeten ervoor zorgen dat je die rituelen niet meer hoeft uit te voeren. Dat gaat stapje voor stapje. Daarnaast voeren we gesprekken over hoe om te gaan met die angsten. We gaan dus niet
over vroeger praten, maar leren het gedrag af.”
Hebt u direct ja gezegd toen u werd gevraagd mee te werken aan het programma?
„Nee. Ik wilde eerst zeker weten dat het geen spelletjesachtig programma zou worden, waarin de deelnemers te kakken werden gezet. Maar de producent wist me ervan te overtuigen dat ze voor de serieuze aanpak gingen: laten zien wat een dwangstoornis is, dat ze verder heel normaal zijn, hoe veel last ze ervan ondervinden en hoe een behandeling in z’n werk gaat. Dat ze elke dag aan de bak moesten, was voor ons ook interessant. Normaliter krijgen ze een poliklinische behandeling van één keer in de week. Ik was heel benieuwd hoe dit zou uitpakken, temeer daar we ervoor naar Thailand zijn geweest. Het feit dat je niet weg kon, had een gunstige invloed. Zo konden we de hele dag door oefeningen doen en gesprekken voeren.”
Hoe kijkt u erop terug?
„Met een goed gevoel. De deelnemers waren ontzettend leuk en gemotiveerd en we konden heel effectief te werk gaan. Normaal krijgen patiënten oefeningen voor thuis, maar die doen ze niet altijd omdat ze het eng vinden. Nu konden we samen die drempel over. Bovendien was het voor de deelnemers erg fijn om met lotgenoten te zijn.”