Etappe 9: Nog een heuveldag
Saint-Étienne-Brioude is nog zo’n zware, onvoorspelbare heuvelrit door het hart van Frankrijk. Vlak na de start doemt meteen de zwaarte hindernis van de dag op, de Mur d’Aurac-sur-Loire uit de eerste categorie. Daarna volgen nog slechts twee hellingen die meetellen voor de bergtrui, maar schijn bedriegt. Het blijft bergop, bergaf gaan. Een mooie rit voor een aanval, vooral voor de Fransen in het peloton. Het is namelijk 14 juli, de nationale feestdag van Frankrijk.
Lees ook:
Etappe 10: Op topsnelheid naar Albi
Er liggen een paar hellinkjes op de 217 kilometer tussen Saint-Flour en Albi, maar zwaar zijn die niet echt. Het zit er daarom dik in dat de deze laatste rit voor de eerste rustdag uitloopt op een massasprint in de straten van Albi. Maar voor het zo ver is, mag het peloton waarschijnlijk eerst achter een groepje avonturiers aanrijden, die hopen op een misrekening van de sprintploegen, al is dat eigenlijk tegen beter weten in.
Etappe 11: Laatste sprintkans voor de bergen
Met een rustdag achter de kiezen en de bergen en een tijdrit in het verschiet begint het peloton aan een relatief simpele rit. Met 167 kilometer is het traject tussen Albi en Toulouse aan de korte kant en er liggen ook weinig serieuze hindernissen op de route. Dikke kans dus dat het sprinten wordt in de straten van Toulouse, al is het maar omdat sommige sprinters na deze rit wellicht in de remmen knijpen omdat de bergen naderen.
Etappe 12: De bergen in
De eerste Pyreneeënrit van de Tour gaat van Toulouse naar Bagnères-de-Bigorre en is 210 kilometer lang. De eerste 150 kilometer zijn vlak; daarna wachten twee stevige bergen, de Peyresourde en de Hourquette d’Ancizan, beide uit de eerste categorie. Na de laatste klim volgt een razende afdaling naar de finishlijn in Bagnères. In 2013 finishte de Tour voor het laatst in het bergdorpje. Toen pakte Dan Martin net voor Jakob Fuglsang de ritwinst.
Lees ook: