Al jaren houdt presentatrice Jetske van den Elsen zich dapper staande tussen de kemphanen van het NCRV-programma De Rijdende Rechter. „Maar ik ben een paar keer bang geweest.”
Sta je weleens doodsangsten uit in de studio?
„Nee hoor, dat valt hartstikke mee. In de studio zijn mensen toch vaak een beetje geïntimideerd door alle camera’s en houden ze zich in. Ik heb maar zelden agressie meegemaakt.”
Maar agressieve deelnemers komen toch weleens voor?
„Ik doe De Rijdende Rechter nu zes jaar en in die tijd ben ik één of twee keer bang geweest. Wij staan in de studio altijd bij een glasplaat, en er stond eens een enorme boze spierbundel naast me. Ik raakte z’n arm aan om ’m te kalmeren en die voelde als een baksteen. Hij en z’n opponent zeiden niets, ze keken elkaar alleen maar aan. Oh shit, dacht ik, daar gaat straks de glasplaat. Uiteindelijk gebeurde er niets, maar als we denken dat een zaak eventueel uit de hand kan lopen, huren we een bewaker in. En we vragen de familie een oogje in het zeil te houden. Die kennen onze gasten het beste.”
Gebruik je nog speciale interviewtechnieken om mensen te kalmeren?
„Soms moet je prikkelen, soms moet je sussen, daar heb ik in al die tijd voelsprieten voor ontwikkeld. Als de redactie zegt: ‘Die vraag kun je wel stellen’, en ik heb het gevoel van niet, dan gebeurt het niet. Maar soms moet je een prikkelende vraag stellen; we maken tenslotte een televisieprogramma. Natuurlijk is de verliezende partij niet altijd blij, maar het belangrijkste is dat de mensen worden gehoord. Soms hebben ze het gesprek dat we in de studio hebben, nooit eerder gevoerd. Na de uitzending kunnen ze de kwestie laten rusten.”
Binnenkort begint De Rijdende Rechter Wordt Vervolgd. Wat gaan jullie daarin doen?
„We vroegen ons af hoe het mensen vergaat na de uitspraak. Soms moeten twee buren samen een schutting uitzoeken, of moet er een boom worden gekapt. Ik ga op locatie kijken hoe dat gaat. Ze hebben juridisch gezien dan wel duidelijkheid, maar om er emotioneel een streep onder te zetten is lastiger. Bij een opname voor dit programma ging het trouwens bijna mis. Twee mannen hadden ruzie om een fiets. Ze maakten elkaar voor van alles uit. ‘Ik leg je neer!’, en dat soort teksten. Ik riep nog met zo’n schril stemmetje: ‘Hou op, hou op!’, want ik wist zeker dat het uit de hand zou lopen. We hebben ze een tijdje uit elkaar gezet en later zeiden ze in plat Amsterdams dat er helemaal niks aan de hand was. „Zo gaan we hier met elkaar om, wijffie.’"