John Williams en Natasja Froger gaan weer met de vredespijp op pad om ruziënde buren nader tot elkaar te brengen in ‘Bonje met de buren’. Maar maken ze zelf wel eens ruzie?
Buren
John: „Die van mij zijn leuk en gezellig.”
Natasja: „Voor mij geldt hetzelfde. René en ik zijn begonnen op een flat en hebben een maand in een rijtjeshuis gewoond voor Effe Geen Cent Te Makken. Dat was heel gehorig. Daar hoorde ik de ene buurman het toilet doortrekken en de andere hoesten, maar dat hoort erbij als je op elkaars lip woont.”
John: „In ons programma zie je wat er gebeurt als de irritaties hoog oplopen. Dan ergeren buren zich al aan een vallende speld. Mensen pikken niks meer van elkaar.”
Natasja: „En als iemand je eenmaal irriteert, kun je geen goed meer doen. Dan loopt iemand verkeerd, ademt verkeerd, alles. Ik zeg: ‘Jullie hoeven geen vrienden te worden, maar jullie zijn wel buren, dus probeer rekening met elkaar te houden.’ ”
Ergernissen
Natasja: „Ik kan veel hebben.”
John: „Natasja heeft engelengeduld. Daar moest ik in het begin erg aan wennen; ik dacht dat ze een rol speelde. Daar ergerde ik me dan weer aan. Ik heb veel geduld, maar Natasja is de Champions League. Dat werkt trouwens heel goed in het programma. Dan voelen mensen zich serieus genomen.”
Natasja: „Het zit in me. In het begin moest ik ook wel aan John wennen, hoor. Ik vond soms dat-ie mensen niet genoeg hun verhaal liet doen. Hij wilde meteen naar de oplossing toe. Dat vond ik soms onaardig overkomen. Dan wilde ik hem wel een schop onder tafel geven. Terwijl John juist dacht: je kunt het ze nog vijf keer laten herhalen, maar we moeten toch tot een oplossing komen. Bij mij duurden de opnamen altijd veel langer, omdat ik mensen maar liet praten.”
John: „En ik maar wachten: ‘Wat is ze toch aan het doen?’ ”
Natasja: „Maar nu zijn we een geoliede machine.”
Ruzie
John: „Iedereen maakt ruzie. Al moet ik erbij zeggen dat ze me in mijn voetbalelftal Kofi Anan noemen, omdat het zo moeilijk is, ruzie met mij te krijgen.”
Natasja: „Ik maak zelden ruzie, al is er soms best aanleiding toe. Ik werd laatst nog onheus bejegend bij de visboer. Ik kwam een bestelling afhalen en de visboer had gevraagd of ik m’n auto even op de oprit wilde zetten. Ik had ’m nog niet neergezet of een vent sloeg keihard tegen m’n deur en op m’n motorkap: ‘Die asociale Gooise mensen denken maar dat ze overal mogen parkeren!’ Het enige wat ik zei, was: ‘Dank u wel, u ook een heel fijn weekend.’ Later bedacht ik nog wat ik allemaal had willen zeggen, maar ja, je wint het toch niet van dat soort mensen. Dus laat maar gaan.”
Bemiddelen
Natasja: „Praten, praten, praten.”
John: „En dan moeten we vooralde mensen laten praten; en laten nadenken. Dan is het conflict voor een groot stuk op te lossen. Als mensen praten, gaat er vaak een deur open. Zij willen uiteindelijk ook niet dat een ander eraan onderdoor gaat, omdat zij zo nodig moeten drummen of een grote boom in de tuin willen. Dat is mooi aan de mens.”
Omgangsvormen
Natasja: „Het lontje van veel mensen wordt steeds korter. De maatschappij wordt ook steeds egoïstischer. Ik denk dat we heel diep de ellende in moeten, voordat we weer een gevoel van samenzijn krijgen. Er is zo veel irritatie. Je ziet het in het verkeer, aan alles.”
John: „Is Nederland niet een van de meest dichtbevolkte landen ter wereld? In de Randstad zit je zo op elkaar, dat is niet normaal.”
Natasja: „In de Randstad weet 99% van de mensen niet wie hun buren zijn. Oude normen en waarden zijn verdwenen. Toen Balkende er destijds over begon, werd hij uitgelachen, maar ik was het zó met hem eens. Stel je voor aan je buurman als je boven hem komt wonen. Dat is een heel simpele omgangsvorm.”
Droomhuis
Natasja: „Het maakt me niet uit waar het staat; het hoeft ook niet groot te zijn, als het maar lekker warm is. Ik heb zo’n hekel aan kou. Toch vind ik Nederland het mooiste land dat er is. Ik ben
overal op de wereld geweest en die langgerekte, brede stranden heb je bijna nergens. We hebben er alleen het weer niet voor.”
John: „Voor mij geldt hetzelfde. Als ik m’n mensen maar om me heen heb. Ik kan altijd op vakantie naar een tropisch oord, maar daarna wil ik weer terug.”
Natasja: „Als je in het buitenland woont, mis je je dierbaren. Dat weet ik uit ervaring. Mijn ouders wonen in het buitenland en ik moet ze dagelijks missen. Ik kan nooit even bij m’n moeder langs voor een kopje thee of samen met m’n vader op zondagavond Studio sport kijken.”