In het KRO-programma Rapport voor mijn Ouders geven kinderen van 8 tot 12 cijfers aan hun vaders en moeders. ‘Meester’ Rob Kamphues zoekt de kids thuis op.
Wat hoop je met het programma teweeg te brengen?
„Ik hoop dat je als opvoeder kunt glimlachen om de kinderen. Dat je denkt: ja, zo zijn ze. Als ouder vraag je je altijd af of je het wel goed doet. Je weet het niet precies. Je doet je best, maar eigenlijk prutsen we wat aan met z’n allen. Herkenbaarheid, de gemeenschappelijke ervaring, dat gevoel van onmacht dat je als vader en moeder hebt bij de opvoeding: dáár gaat het in wezen over.”
Wat pik je er zelf van mee?
„Dat is nog wat te vroeg om te zeggen. Bij De Reünie ging ik pas na vijf jaar merken dat het een ander, openhartiger mens van me had gemaakt. Ik realiseerde me dat je beter kunt praten over moeilijke zaken dan ingewikkeld doen. Hiervan zal ik leren hoe je moeilijke dingen met kinderen bespreekt. Dat is anders dan met volwassenen. Kinderen zijn recht voor z’n raap, maar het moment moet wel kloppen. Je kunt een gesprek minder gemakkelijk sturen. Als het bijvoorbeeld over de ziekte van een van de ouders gaat, zegt een kind alleen iets als het er zin in heeft. Of het begint er uit zichzelf over wanneer je samen staat af te wassen.”
Is er verschil met de manier waarop je De reünie presenteert?
„Als ik voor de klas sta, met de ouders naar de filmpjes van hun kinderen kijk en de rapporten uitdeel, is er weinig verschil. Maar als ik op bezoek ga bij de kinderen heb ik een vrijere rol. Dan kan ik andere kanten van mezelf laten zien. Met kinderen kan ik lekker keten. Dat vind ik heerlijk. Ze vinden mij wel grappig, geloof ik, en nemen me niet zo serieus. Dat komt omdat ik het leven ook niet heel serieus neem. Dat wordt het uiteindelijk vanzelf wel.”
Heb jij al een eindcijfer gekregen van je twee zoons (10 en 14)?
„Ja, van de één een 8 1/2 en van de ander een 9. Hun moeder kreeg nóg hogere cijfers. Dan heb je het als gescheiden ouders niet slecht gedaan. Ik neem mijn taak als co-vader zeer serieus. Als ik zo’n programma maakte en er de kantjes van zou aflopen bij hun opvoeding, zou ik me schamen. Ze vinden me weleens te streng, zeiden ze. Daar hebben ze wel gelijk in, hoor. Ik beloof bij dezen beterschap. Maar ze begrijpen dat ik af en toe streng moet zijn, dat het goed voor ze is.”