Leopold Witte speelde vier seizoenen lang Oscar, de geliefde van de Vlielandse huisarts Maria Deen in Dokter Deen. En net toen zij hem aan het eind van seizoen drie ten huwelijk wilde vragen, kreeg ze een zware hartaanval. Hoe gaat het met hem?
Tekst: Bea Kastrop
Als je terugdenkt aan vier seizoenen Dokter Deen, wat komt dan meteen naar boven?
“Dat het zo fijn was om met een hele groep mensen gedwongen op Vlieland te zitten. Meestal een dag of twee, drie. En het zijn echt heel leuke mensen. Dus hoewel ik aan het werk was, was het daardoor ook een soort vakantie. Op de boot kwam je elkaar al tegen. Even bijpraten, in de strandtent, de hotellobby… best een luxueuze manier van werken, hoor.”
Ik begreep van Monique van de Ven dat de acteurs ook een Dokter Deen-groepsapp hebben. En dat jij daar onlangs aankondigde de Mont Ventoux op te gaan fietsen, waarna allerlei collega's terug-appten dat ze mee wilden doen?
“Ja. Eind mei fietst een hele groep acteurs van Dokter Deen de Mont Ventoux op om geld op te halen voor de ALS-stichting. Ik ben die berg een paar jaar geleden al eens opgefietst voor de film Ventoux, maar nu ga ik dus voor het goede doel. Ik ben ambassadeur van de ALS-stichting en dit is natuurlijk mooie publiciteit, dus ik ben heel blij dat ze meegaan.”
Jouw nieuwste wapenfeit op filmgebied is de film Dorst, die vanaf volgende week in de bioscoop draait. Wat is jouw rol?
“Ik speel Hans, een universitair docent die een verhouding heeft met de dertig jaar jongere Coco. Daarbij is hij voortdurend met zichzelf in conflict vanwege het gevoel dat dit gewoon niet kán. Ik vind het zo’n prachtige film geworden en ik ben zo blij dat ik hieraan heb mogen meewerken. Tijdens de draaidagen voelde je bij iedereen tot in de poriën de liefde voor dit ene product. Dit zijn dingen die ik graag vaker zou willen doen.”
Die bevlogenheid en betrokkenheid spat ook af van je toneelvoorstellingen. Journalistiek, activistisch theater waarin thema's als de vastgoedfraude en het bancaire systeem belicht worden. Moet theater mensen de ogen openen?
“Nou, dat hóeft niet hoor. Ik hou ook van poëtisch, beeldend theater. Maar het heeft wel mijn belangstelling. Bij Orkater heb ik met Geert Lageveen indertijd die journalistieke weg al ingezet en voorstellingen gemaakt als Kamp Holland en Breaking the news, over de media. Met theatergezelschap De Verleiders zijn we op die weg doorgegaan.”
In jouw studententijd wilde je via het theater de wereld verbeteren. Is de manier waarop je naar theater kijkt veranderd?
“In die tijd, 1980-1985, was iedereen op de toneelschool eigenlijk activistisch. Op het toneel vertelde je hoe je over de wereld dacht en daar legde je je hele ziel en zaligheid in. Door een voorstelling van Het Werkteater op de Grote Markt in Haarlem werd ik als zeventienjarige verliefd op het theater. Dat je met een zelfbedacht verhaal in een tent kon gaan staan en dat iedereen dan meedeed! De toeschouwers raakten erbij betrokken en gingen met elkaar in gesprek, dat vond ik een fantastische ervaring. Mijn docenten van de toneelschool kwamen ook van Het Werkteater en gelukkig is dat mijn weg geworden. Zélf je voorstellingen creëren en zelf voor alles verantwoordelijk zijn. Ik wil graag onderdeel zijn van het hele maakproces. Bij De Verleiders is er ook nog die journalistieke kant bij gekomen. Pas nu je het vraagt, besef ik dat er voor mij helemaal niet zoveel veranderd is in al die jaren.”
Je schoolperiode vóór de toneelschool verliep nogal moeizaam, geloof ik.
“Nou, dat vond ik toen niet hoor! Ik was alleen met andere dingen dan school bezig. De schoolkrant bijvoorbeeld, dat vond ik veel leuker. Ik ben niet extreem gelovig opgevoed, maar ik ging wel naar een katholieke jongensschool, waar ik drie keer ben blijven zitten. De protestanten zaten aan de andere kant van het gebouw en dat werd allemaal strikt gescheiden gehouden. Voordat we speelkwartier hadden, ging de conciërge eerst kijken of de protestanten al binnen waren. Maar als je elkaar toch een keer tegenkwam, dan was het van: hé, daar heb je een katholiek! Dan werd je in elkaar geslagen. Andersom gebeurde dat ook. En pas in de derde klas van de mavo werden meisjes toegelaten. Vanaf dat moment kwamen er bij mij heel andere energieën los! Haha, dat heeft er waarschijnlijk ook toe bijgedragen dat ik pas op mijn eenentwintigste van de havo kwam.”
237 redenen om door te gaan is een heel persoonlijke voorstelling van jou en Geert Lageveen over de levensfase waarin jullie nu zitten. Hoe sta jij tegenover ouder worden?
“Van jongs af aan ben al bezig met ouder worden, ziekte en dood. Er zijn mensen met een houding van ‘carpe diem en hupsakee’! Ik ben meer van: wie zitten er om je bed wanneer je doodgaat? Dat zijn de mensen die écht belangrijk zijn. Het gaat niet zozeer om de gelukkige momenten, maar om hoe je omgaat met je ongeluk. En ongeluk mag ook gewoon bestaan. Het heeft ook een waarde. Die houding heb ik ook in de voorstelling.”
Vind je deze fase van je leven zwaar?
“Nee, niet zwaar. Als ik in de spiegel kijk, dan denk ik wel: goeie genade, wat gaat dat hard. Ik ben ook aan het rekenen hoe lang ik dingen nog kan doen. Ik doe straks mijn uiterste best om die Ventoux op te gaan, maar ik ben me ervan bewust dat het over tien jaar minder zal zijn. Natuurlijk ben ik bang. Niet zozeer voor de dood, maar wel voor het aftakelingsproces. En tegelijkertijd ben ik nu gelukkiger dan ooit. Ik ben gezond en de mensen van wie ik hou zijn gezond. Ik heb minder twijfels en onzekerheden en ik kan kiezen voor wat ik écht wil doen. Mooie dingen maken, meer delen, meer tijd maken voor de dingen en de mensen die ertoe doen. Het is allemaal veel intenser. Dus ik ben zeer gelukkig. Ik vind alleen dat het nog zo kort duurt… Want het nadert wél.”
Dokter Deen, donderdag - 20.30 uur • NPO 1